Logo | Nederlandse Johannes Passion



ad 5 – het arioso

Het arioso heeft een verkondigende functie en is daarbij gegoten in een kernachtige, gecondenseerde vorm. Anders dan bij de aria - nu zonder tekstherhaling- wordt het geheimenis toegelicht op een plek in het verhaal die met uiterste precisie aansluit op de voorafgaande episode. In deze teksten hoort men a.h.w. de predikant uit Bach’s tijd tot de gemeente spreken. Deze teksten bieden daardoor tevens een indringend beeld van de mystieke prediking van Bach’s tijd.
Voor het vertalen bleek hier de ultieme zoektocht te liggen: niet alleen de vraag: wat wordt er eigenlijk in de kern bedoeld, maar veeleer de vraag: hoe kunnen wij als gemeente van onze tijd zelfs maar meekijken in die wonderlijke leefwereld van mensen die leven met en vanuit het geheimenis? Mensen die leven in een wereld waarin niet alles hapklaar, verklaarbaar, begrijpbaar klaar staat, maar die in hun dagelijks leven de ontoereikendheid van het mensenoog als premisse voor het menselijk leven kunnen en mogen accepteren.
De teksten van deze arioso’s zijn in onze eigen taal op woordniveau nu zo dichtbij gekomen dat je ze zou willen (be-)grijpen, terwijl ze anderzijds door hun – voor ons zo ongewone mystieke vorm – onvermijdelijk toch op afstand zullen moeten blijven.
De leidende vraag was daarom voor mij in hoeverre de arioso’s ook in onze tijd de betrokkenheid van de luisteraar zullen versterken, (waarbij overigens zeer veel zal afhangen van de dictie van de zingende solist.) M.a.w. lukt het om de luisteraars – zoals Bach bedoelde – “op het puntje van de stoel” te krijgen, om vooral maar geen woord te missen van dit wonderlijke verhaal.


Aria-duet nr 60:
In deze bijzondere Aria wordt de solist begeleid door het koor. In de aria wordt de vraag naar het mysterie van het lijden op een onnavolgbare wijze vormgegeven: enerzijds wordt er door de solist (de gelovige) een diepe geloofsvraag gesteld, die het hart van het lijdensverhaal betreft:

“Mijn dierbare Heiland, mag ik u vragen:
dat u voor ons aan het kruis zijt geslagen
en zelfs gezegd hebt: ‘het is volbracht’,
maakt dit mij vrij van de dood en zijn macht?”


Maar die vraag wordt deels overstemd door het gezongen koraal (de gemeente), waarin de vraag niet een op een wordt beantwoord, maar des te kernachtiger zijn antwoord vindt in de collectief beleden, persoonlijke geloofstoepassing:

“gib mir nur, was du verdient,
mehr ich nicht begehre.”


Hier is overigens een plaats waar ik niet anders kon dan het louter vertalen voorbijstreven:

“leer mij leven meer en meer,
wil ik biddend vragen”.


de vraag is nu natuurlijk: in hoeverre komt Bach’s bedoeling met dit retorische spel, het samenweven van vraag en antwoord, met daarbij de uitvergrote gelijktijdigheid van de individualiteit en collectiviteit, op een vergelijkbare – of gelijkwaardige – manier tot zijn recht in deze Nederlandse gedaante ?


Aria nr. 48
Tot besluit: op de plaats van de aria 48, “Wohin?” voor Tenorsolist en driestemmig koor heb ik in deze uitgave het koor: “Christe, du Lamm Gottes” aangereikt. Dit deel werd door Bach zelf gebruikt in zijn versie van de Johannes Passion in 1723 en vormt het slotdeel van Kantate 23 – Du wahrer Gott und Davids Sohn. Persoonlijk ben ik diep getroffen door de intense schoonheid van deze muziek en vind ik deze tekst en de zeggingskracht van de muziek uitermate passend op deze plaats in het verhaal.
Daarnaast is er, al is dit een welhaast oneerbiedig te noemen overweging in het licht van de onaantastbaarheid van het kunstwerk Johannes Passion van Bach, ook een praktisch voordeel. Er is namelijk met deze schitterende en dankbare koorzetting een waardig alternatief voorhanden voor het veeleisende en moeizame te repeteren “Wohin”, waarbij de bassen van het koor op non-actief staan. (Al had Bach voor die koorbezetting dan ook een inhoudelijk zeer goede reden!)

Terug naar Overzicht